Rasstandaard

 

Hieronder volgt de officiële beschrijving van de rasstandaard volgens de FCI.

 

FCI-Standaard N° 99/ 13-02-2002

Oorsprong: Duitsland

Datum van publicatie van de Weimaraner rasstandaard: 27-02-1990

Gebruik: Veelzijdige Jachtgebruikshond (Staande Hond)

FCI classificatie: Groep 7, Sectie 2 : Continentale Staande Hond met jachtproeven.

 

ALGEMEEN VOORKOMEN:

Middelgrote tot grote jachtgebruikshond. Doelmatig werktype, mooi van uiterlijk en goed bespierd. Er moet duidelijk verschil zijn tussen het type van de reu en de teef.

 

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN:

Verhouding tussen de lengte van de romp ten opzicht van de schofthoogte ongeveer 12:11.

Lengte van het hoofd: van de neuspunt tot de aanvang schedel iets langer dan de aanvang schedel tot achterhoofdsknobbel.

Voorhand: afstand van de elleboog tot het midden van de middenvoetsbeentjes is nagenoeg gelijk aan de afstand van de elleboog naar de schoft.

 

HOUDING EN KARAKTER:

Veelzijdige, gemakkelijk onder appel te brengen, gepassioneerde jacht-gebruikshond met een vast karakter, die een systematisch en volhardend zoekgedrag toont, echter niet overdreven temperamentvol. Opvallend goede neus. Roofwild- en manscherp. Betrouwbaar in het voorstaan en bij waterwerk, opvallende lust voor het werk na het schot.

 

HOOFD:

Schedel: In harmonie met lichaamsgrootte en voorsnuit. Bij reuen breder dan bij teven, echter dient verhouding breedte van de schedel in goede proportie tot lengte van hoofd. In het midden van de schedel een verdieping. De achterhoofdsknobbel (jachtknobbel, occiput) licht tot matig zichtbaar. Achter de ogen een goed zichtbaar jukbeen. Uiterst geringe stop.

 

Voorsnuit:

Neus: grote neusspiegel, uitstekend over de onderkaak. Donkervleeskleurig, naar achteren overgaand in grijs.

Vang: De vang is lang en -vooral bij reuen- krachtig, van opzij bijna vierkant lijkend, in de omgeving van de hoektand ongeveer even breed (sterk).

De neusrug is recht of iets gewelfd, maar nooit naar onderen doorgebogen.

Lippen: De lippen zijn matig overvallend en zoals het gehemelte vleeskleurig. Kleine mondvouw.

Kaken: Krachtig.

Wangen: Bakken gespierd en duidelijk ontwikkeld.

Gebit: Het gebit dient volledig, regelmatig en krachtig te zijn. Snijtanden moeten zich scharend bewegen (scharend gebit).

 

Ogen: De ogen zijn licht tot donker barnsteenkleurig, met intelligente uitdrukking. Als pup zijn ze hemelsblauw. Ze zijn rond en nauwelijks scheefstaand, oogleden goed aansluitend.

Behang: De oren zijn breed en tamelijk lang, ongeveer reikend tot de mondhoek, puntig aan de onderzijde en hoog en smal aangezet. Bij oplettendheid iets naar voren gedraaid en gevouwen.

 

HALS:

Adellijk voorkomen en edel gedragen, toplijn gebogen, gespierd, nagenoeg rond, niet te kort en droog. Steviger wordend naar de schouder en harmonisch overgaand in borst- en ruglijn.

 

LICHAAM:

Toplijn: Van de gebogen halslijn gaat de toplijn via de goed geprononceerde schoft harmonisch in de relatief lange vaste rug over.

Schoft: goed geprononceerd.

Rug: De rug is vast en gespierd, zonder doorgezakt te zijn. Achter niet overbouwd. Een wat langere rug (raskenmerk) is geen fout. Lengte : schofthoogte = 12:11.

Croupe: Bekken lang en matig schuin staand.

Borst: De borst is krachtig, doch niet overmatig breed, met voldoende diepte -bijna tot de elleboog reikend- en met voldoende lengte. Goed gewelfd, zonder tonvormig te zijn, met lange ribben. Voorborst goed geprononceerd.

Buiklijn: De buiklijn is licht stijgend, de buik mag echter niet opgetrokken zijn.

Staart: Staartaanzet iets lager dan bij andere vergelijkbare rassen. Hij is krachtig en goed behaard. In rust hangend, en bij oplettendheid en bij het werk horizontaal of ook hoger gedragen. De staart bij de korthaar wordt meestal gecoupeerd als hij 1-2 dagen oud is tot 4-4,5 cm; bij de langhaar kan hij met 2-3 wervels ingekort worden. Het couperen is volgens de standaard niet meer verplicht, maar is wel aan te raden. De langhaar wordt heden quasi niet meer gecoupeerd.

 

Sedert 1 september 2001 geldt een algemeen coupeerverbod op in Nederland gefokte honden!

 

GENITALIËN:

Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde teelballen vertonen, die zich volledig in het scrotum bevinden.

 

LEDEMATEN:

Voorhand:

Algemeen: Gangwerk hoog, pezig, recht en parallel, maar niet te breed staand.

Schouders: Schouders zijn lang en schuin, goed aanliggend en krachtig bespierd. Goede hoeking van het schouderblad met opperarmbeengewricht. Opperarmbeen: Opperarmbeen is schuin staand met voldoende lengte en kracht.

Ellebogen: Zijn vrij en recht gelegen. Naar binnen, noch naar buiten gedraaid.

Onderarm: Is lang en recht staand.

Polsgewricht (voorknie): Is fors en sterk.

Voorpoten: Zijn gesloten en sterk, recht onder het lichaam staand. Tenen zijn goed gewelfd. Iets langere middentenen zijn raskenmerkend. Nagels zijn licht tot donkergrijs. Zoolballen stevig en goed gepigmenteerd.

 

Achterhand:

Algemeen: Poten zijn "hoog", pezig en goed gespierd, parallel staand, niet naar buiten noch naar binnen gedraaid.

Dijbeen: Van voldoende lengte, is sterk en goed bespierd.

Kniegewricht: Fors en sterk.

Onderbeen: Lang, pezen komen goed naar voren.

Spronggewricht: Fors en sterk.

Achtermiddenvoet: Pezig, haast loodrecht staand.

Achterpoten: Gesloten en sterk, zonder wolfsklauwen, verder zoals voorpoten.

 

GANGWERK:

Loopbeweging moet in elk tempo ruim uitgrijpend en vloeiend zijn. Bij het lopen gaan de voorbenen duidelijk parallel met de achterbenen. In galop lang en vlak. De rug moet in draf horizontaal blijven. Telgang is ongewenst.

HUID:
Sterk en goed, maar niet te strak, aanliggend.

VACHT:

Aard van beharing:

De korthaar heeft kort (maar langer en dichter dan bij de meeste vergelijkbare hondenrassen), sterk, zeer dicht aanliggend dekhaar, zonder of met geringe onderwol.

 

De langhaar heeft zacht lang dekhaar, met of zonder onderwol. Zijn haar is glad of licht gegolfd. Bij de ooraanzet haar erover vallend, bij de oorpunten fluweelachtig haar toegestaan. De haarlengte aan de flanken is 3-5 cm, aan de onderzijde van de hals, de voorborst en aan de buik meestal iets langer. 

Goede bevedering en broek, echter naar onder toe minder lang. Staart met goede pluim. Tussen de tenen behaard. Minder lang haar aan het hoofd. Dikwijls is de vacht van een langhaar pas goed ontwikkeld na zijn tweede levensjaar.

 

Stokharige beharing, met middellang dicht en vlak aanliggend dekhaar, dichte onderwol en matig ontwikkelde bevedering en broek, komt bij gekruiste (kort- x langhaar) honden wel eens voor.

Kleur:
Zilver-, ree- of muisgrijs evenals tussenvormen van deze kleuren. Kop en behang (oren) meestal iets lichter. Witte aftekeningen zijn slechts in beperkte mate toegelaten aan de borst en de tenen. Een min of meer uitgesproken donkeren "aalstreep" op de rug is toegelaten. Uitgesproken bruine brand en witte tekeningen anders dan borstvlek of aan tenen betekent diskwalificatie.

 

GROOTTE EN GEWICHT:
Schofthoogte:
Reuen: 59 tot en met 70 cm (ideale hoogte : 62-67 cm).
Teven: 57 tot en met 65 cm (ideale hoogte : 59-63 cm).

Gewicht:
Reuen: circa 30 tot 40 kg.
Teven: circa 25 tot 35 kg

 

FOUTEN:
Elke afwijking van de hiervoor genoemde raspunten is als fout aan te merken, waarbij de waardering in precieze verhouding tot de mate van afwijking vastgesteld moet worden.

 

ERNSTIGE FOUTEN:

  1. Duidelijke afwijkingen in type. A-typisch qua geslacht,
  2. Grote afwijkingen qua proporties.
  3. Lichte karakterfouten.
  4. 4.1. Grote afwijking in grootte en verhoudingen.
    4.2. Voorsnuit: grote afwijkingen, bijvoorbeeld te sterke lippen, korte of spitse vang.
    4.3. Kaken en tanden: ontbreken van meer dan twee P1 of M3.
    4.4. Ogen: lichte, nadrukkelijk lichte en eenzijdige gebreken aan de oogleden.
    4.5. Behang: uitgesproken kort of lang, niet gedraaid.
  5. Losse keelhuid (wammen). Grote afwijkingen in bouw en bespiering.
  6. 6.1. Rug: duidelijke doorgezakte of karperrug. Overbouwd.
    6.2. Borst, buik: Tonvormige borst, onvoldoende borstdiepte of -lengte. opgetrokken buik.
  7. Geslachtsorganen: Duidelijke afwijkingen in vorm, grootte of samenhang van teelballen.
  8. 8.1. Grote onregelmatigheden van de hond in stand, bijvoorbeeld slechte hoeking, naar buiten gedraaide ellebogen, niet gesloten voeten.
    8.2. Erg kromme poten of koehakkigheid.
  9. Slecht gangwerk in een bepaalde gang, gebrekkig lopen en voortschuiven (steppen) en telgang.
  10. Grote gebreken, zoals zeer fijne of zeer grove huid.
  11. 11.1 Overgangen tussen de in de standaard vastgelegde haarvariëteiten. Afwezige beharing aan buik of behang (leeroren). Teveel wolachtig haar bij Weimaraner korthaar. Uitgesproken gekrulde of korte beharing bij Weimaraner langhaar.
    11.2. Afwijkingen van grijstinten, zoals geel- of bruinachtig. Bruine brand.
  12. Sterke afwijkingen in grootte en/of gewicht (bijvoorbeeld meer dan 2 cm in schofthoogte).
  13. Andere grote gebreken.

 

UITSLUITENDE FOUTEN: 

  1. Absoluut a-typisch, in het bijzonder onbeholpenheid of slapheid.
  2. Absoluut niet goed geproportioneerd.
  3. Karakterfouten, bijvoorbeeld zeer schuw, of angstig.
  4. 4.1. Absoluut a-typisch, bijvoorbeeld Bulldogachtige schedel.
    4.2. Voorsnuit: absoluut a-typisch, bijvoorbeeld naar onderen gebogen neusrug.
    4.3. Kaken en tanden: boven- of ondervoorbijter, ontbreken van meer tanden of kiezen.
    4.4. Ogen: entropion of ectropion.
    4.5. Behang: absoluut a-typisch, bijvoorbeeld afstaande oren.
  5. Uitsproken grote wammen.
  6. 6.1. Rug: Sterk doorgezakte of karperrug. Sterk overbouwd.
    6.2. Borst, buik: borst uitgesproken tonvormig of misvormd.
    6.3. Geslachtsorganen: Monorchide of cryptorchide.
  7. Benen rachitisch of misvormd
  8. In het gangwerk uitgesproken belemmerd
  9. Huidmisvormingen en gebreken.
  10. 10.1 Gedeeltelijke of volledige kaalheid.
    10.2. Kleur anders dan grijs. Uitgesproken bruine brand. Witte aftekeningen anders dan borstvlek of aan tenen.
  11. Uitgesproken boven- of ondermaats.
  12. Andere misvormingen en/of ziektes waarvan een erfelijke doorwerking kan worden aangenomen, bijvoorbeeld epilepsie.

*) De samengestelde lijst kan vanzelfsprekend niet alle voorkomende fouten omvatten; deze heeft dan ook geen limitatief karakter maar is bedoeld om voorbeelden te geven van ernstige en (fok)uitsluitende fouten.

 

N.B.: Reuen moeten twee duidelijk normale teelballen hebben die volledig in het scrotum zijn ingedaald.